Duinen en mensen » Door de ogen van F.W. van Eeden: 150 jaar duinflora Voorne (2024)

Door: Rolf Roos, met dank aan Dick van der Laan

F.W. van Eeden (1829-1901) was directeur van het Koloniaal Museum, maar daarnaast een belangrijk plantenkenner. In zijn ook nu nog goed leesbare boek ‘Onkruid’ uit 1886 stelt hij voor om sommige delen van Nederland te bewaren als monument der natuur, waarmee het woord ‘natuurmonument’ voor het eerst werd gebruikt. In 1874 publiceerde van Eeden een ‘Lijstder planten die in de Nederlandsche Duinstreken gevonden zijn’, die we als pdf hebben opgenomen. Het is het eerste overzicht van de botanische rijkdom van de duinen. F.W. van Eeden had zelf veel veldkennis opgedaan in de duinen van Kennemerland. Op Voorne is hij voor zover bekend niet geweest maar hij vermeldt wel zijn bron van kennis over dit eiland:“Flora van Brielle en omstreken, voornamelijk van de duinen van Voorne, gedurende een tweejarig verblijfaldaar samengesteld door den Heer M. W. Beijerinck, met raadpleging van den heer Huisman te Brielle, en mij in handschrift afgestaan.“Beide bronnen zijn voor zover bekend verloren gegaan.

Necrologie van Eeden uit 1901

Duinen en mensen » Door de ogen van F.W. van Eeden: 150 jaar duinflora Voorne (1)

De lange lijst uit 1874 bevat veel bijzonderheden van Voorne, waarbij soms Rockanje ofOostvoorne expliciet worden genoemd. Een enkele keer wordt ook het (toen nog vele malen grotere) gebied van de Heveringen genoemd, een laag en oud binnenduinlandschap op de grens van Rockanje en Oostvoorne. Eén van die bijzonderheden is de hondspeterselie, “talrijk aan den Hevering” (nu zeer zeldzaam in Voornes Duin omgeving Eerste Slag / Tweede Slag). Duidelijk is dat de soortenlijst ook de destijds onbemeste dijkjes van Voorne omvat, met soorten als moeslook, gevlekte rupsklaver, dolle kervel (“algemeen bij de dijken”), veldlathyrus en (“veel”) aardaker. En daarnaast akkers met windhalm en korenbloem.

Duinen en mensen » Door de ogen van F.W. van Eeden: 150 jaar duinflora Voorne (2)

Flora van Voorne in 1874 en nu

We wagen het de lijst van toen te vergelijken met de huidige situatie. Was de flora van Voorne in 1874 rijker, armer, anders? De vergelijking is deels vals want tegenover de waarnemingen van een enkele florist rond 1870, staan de digitaal vastgelegde waarnemingen van vele honderden waarnemers nu. Dit ‘waarnemerseffect’ geeft mogelijk een te gunstige kijk op de flora van nu (er wordt maar weinig gemist). Bovendien hebben we inmiddels een deels ander klimaat (met meer zuidelijke soorten); bosontwikkeling; een andere indeling van soorten (en soms andere namen); andere typen leefgebied (steden, wegen, stenen dijken en industriegebieden) en is er sprake van overbemesting van het landelijk gebied. 150 jaar geleden lagen overal schraal begroeide maar soortenrijke dijkjes tussen bloemrijke drasse graslanden en kruidenrijke akkers. Kortom vergelijken komt met veel voetangels en klemmen. De vergelijking kan wel eens mank gaan, maar scherpt zeker de geest. We bespreken per biotoop (van zilt land tot bos) enkele belangrijke accentverschillen om aan het eind een conclusie te formuleren.

Hoe volledig was de lijst van 1874?

De ‘afwezigheid’ van een soort in 1874 terwijl deze er nu wel voorkomt, kan verschillende oorzaken hebben. Er zullen soorten niet op de lijst staan omdat ze gemist zijn door de botanici van rond 1870 (zoals waarschijnlijk de aardbeiklaver) of omdat ze later pas zijn verschenen. Dat laatste geldt voor het doorgaans aan bos gebonden stofzaad, in 2010 gevonden door de lokale plantenwerkgroep van de KNNV maar ten tijde van van Eeden nog onbekend. Meestal is het lastig uit te maken waarom een soort ‘ontbreekt’, maar gelukkig vermeldt van Eeden bij een aantal soorten expliciet ‘niet op Voorne’ en dan kunnen we aannemen dat er destijds wel naar gekeken/gezocht is. Zo’n soort is pijpenstrootje: die ontbrak 150 jaar geleden. De soort is gekoppeld aan een op Voorne zeldzamer milieutype (ontkalkt, licht zuur, vochtig), en komt er tegenwoordig zeer schaars voor. Dat de onmiskenbare vleeskleurige orchis ontbreekt in van Eedens overzicht, moet een gevolg zijn van onvolledigheid, net als het ‘missen’ van kruipend zenegroen, nu zeer algemeen langs bosranden en in duinvalleien. Van beide soorten is het niet voorstelbaar is dat ze er vroeger niet waren. Kortom, de lijst van van Eeden is prachtig, maar zeker niet ‘compleet’.

Langs zee en strand

Zilte en brakke soorten

Gestippelde ganzevoet, zeegroene ganzevoet, spiesmelde en strandmelde kwamen destijds al langs kwelders of aangroeikusten voor, net als zeepostelein, zeewolfsmelk en zeeaster. Op hogere kwelders of jonge duintjes ook kattendoorn (“op Voorne niet algemeen”), Deens lepelblad,blauwe zeedistel en zeewinde (door van Eeden vermeld voor de Maasmond, dus mogelijk niet Voorne). Wilde selderij, melkkruid en zilt torkruid werden ook vroeger gevonden en in de jongste standvlaktes stond herfstbitterling vermeld op het destijds voorkomende “Groene strand bij Rockanje”, naast strandduizendguldenkruid en waterpunge.

Wateren en moerassen

Op de lijst uit 1874 staan geen waterlelie en kalmoes vermeld, maar tegenwoordig zijn beide soorten bescheiden aanwezig in Oostvoorne. Dat er wel degelijk nauwkeurig werd gekeken blijkt ook uit een tweetal soorten die alleen van Voorne bekend waren: de moerasgamander en de bittere veldkers. Deze laatste soort, in duinen zeer zeldzaam, is te verwarren met witte waterkers en leggen we terzijde. Van moerasgamander is de vermelding in 1874 de oudst bekende. De soort komt nog steeds voor, vroeger iets algemener, nu in ons land alleen in de duinen van Voorne.

Andere soorten uit zeer natte milieus in 1874: 4 soorten waterkers, poelruit, watermuur, gele lis en galigaan. Ook ondergedoken- en groot moerasscherm waren van Voorne bekend, de laatste soort nu niet meer. In het water ook 4 soorten fonteinkruid, waaronder de zeldzame ongelijkbladige, maar het bijzondere weegbreefonteinkruid (nu alleen op Voorne en Texel) was nog niet ontdekt. Verder vele soorten waterranonkel, kattenstaart, heelblaadjes en de wateraardbei. Hoe nat en kalkrijk het was blijkt uit de kleine valeriaan: “algemeen op Voorne”;ook nu nog relatief veel te vinden vooral in mei. En wat te denken van moerasandijvie: destijds “zeer algemeen”. De uitgestrektheid van de vochtige en natte duinen weerspiegelde zich ook in het voorkomen van de moerasvaren (destijds alleen bekend van Texel en Voorne) en de veel voorkomende waterdrieblad (nu schaars en verdwenen uit het Quackjeswater) en moeraskartelblad. Smeerwortel en bitterzoet completeren het beeld van meer voedselrijke moerassen in het duin, vroeger en nu. Voor de natte Voorne duinen van nu is ook de grote boterbloem aansprekend, net als de moesdistel; beide niet bij van Eeden.Tenslotte de vondst van de forse moeraswolfsmelk: “Duinen ten zuiden van Rockanje, zeldz.“. Nu alleen bekend uit Oostvoorne.

Vochtige valleien

Vochtige duinvalleien zijn bloemrijke milieus die ook toen al van zich deden spreken met watermunt en knopbies, rond wintergroen, geelhartje, teer guichelheil, parnassia en armbloemige waterbies. En natuurlijk vele orchideeën waarvan heden nog terug te zien zijn: keverorchis, groenknolorchis, hondskruid, harlekijn (“vrij algemeen” nu nog slechts in 1 gebied), moeraswespenorchis, gevlekte en brede orchis. Niet vermeld worden de voor Voorne en Goeree zo kenmerkende platte bies en de rietorchis, maar dat is wellicht een kwestie van indeling en nomenclatuur geweest. Wél in 1874 en ontbrekend in 2020: bruinrode wespenorchis, grote muggenorchis (weer bekend sind 2021) en honingorchis (verdwenen in de jaren 60). In 1874 onderscheidde men de duinwespenorchis nog niet.

‘Moeilijke’ varentjes als maanvarentje en addertong worden in 1874 respectievelijk niet en wel gememoreerd. Wel werd de blauwe knoop gevonden, die door menig florist ook nu nog over het hoofd wordt gezien vanwege de zeer late bloei. Slanke gentiaan wordt gememoreerd (“talrijk”) en de inmiddels van Voorne verdwenen veldgentiaan, al was de laatste ook toen al “zeer zeldzaam”. De tegenwoordig aanwezige kruisbladgentiaan ontbrak zo goed als zeker in 1874. Naast de ook nog overal aanwezige kale jonker wordt ook de Spaanse ruiter vermeld, niet meer bekend van na 1960. Een soort van blauwgraslanden en oudere, van oorsprong kalkrijke duinvalleien.

Droge duinen

In droge duinen was het nu algemene slangekruid in 1874 nog niet present, evenmin als het onmiskenbare zeepkruid. Ook kleine steentijm, niet talrijk maar toch regelmatig te zien, blijft onvermeld. Avondkoekoeksbloem staat wel op de oude lijst maar kegel- , nacht- en oorsilene hadden het label “niet vermeld op Voorne”. Nu niet meer: ze bloeien alle in het duin. In 1874 wel present: de veldhondstong en diverse toortsen.

Het zandblauwtje, op Goeree zo algemeen in het oude duinland bij Ouddorp en in Middel- & Oostduinen, ontbrak toen en nu op het kalkrijke Voorne. “Niet algemeen” staat er bij het buntgras van 1874. Dat de meer kalkminnende beemdkroon destijds niet gevonden is (terwijl de soort relatief veel op Goeree staat) is interessant. Deze niet te missen soort groeide blijkbaar destijds niet op Voorne. Anno 2020 is ze op 1 plekje aanwezig in de Kaapduinen. Het hazepootje stond destijds te boek als zeldzaam (nu niet), wat niet gold voor de algemeen voorkomende gewone agrimonie en het glad parelzaad.

Ook wordt rond 1874 geen enkele bremraap genoemd; ook nu zijn ze nog altijd niet talrijk. Heel sporadisch treffen botanici tegenwoordig de walstrobremraap en op Mildenburg is regelmatig de klimopbremraap te zien. De in de delta sterk aanwezige klavervreter ontbreekt op Voorne. Alleen rond de Tenellaplas zijn nu diverse bremraapsoorten te vinden, maar die zijn aangeplant. Evenals de struikhei die ‘wild’ ontbrak in de 19e eeuw. In de 20e eeuw kwam (volgens Dick van der Laan) struikhei voor op de Heveringen, waar nu het parkeerterrein van het bezoekerscentrum Tenellaplas en het restaurant ‘de Meidoorn’ zijn gelegen en eveneens langs het Grenspad, maar de soort is daar verdwenen door verruiging en een paardenroute.

Op de lijst van 1874 schitteren naast tijm en geel walstro ook voorjaarsganzerik, knolboterbloem, kruipend stalkruid, wondklaver en o.a. de grassoorten zachte haver en bevertjes die “zeer algemeen op Voorne” waren, maar tegenwoordig op dijken ontbreken en in het duin veel meer verspreid lijken voor te komen. Treffend is de vermelding van het ruig viooltje naast maarts viooltje, hondsviooltje en duinviooltje.

En evenmin ontbraken kleine bevernel en driedistel. Bitterkruid sierde ook toen de Voornse duinen, maar grasklokje was er toen schaars en dat is nog steeds zo. Het zuur- en mestgevoelige dwergviltkruid werd in 1874 gevonden, maar is al voor WO II van Voorne verdwenen. Vroeger en nu aanwezig maar schaars: de voorjaarszegge en het smal fakkelgras. Tenslotte was van de grassen het tegenwoordig door vermesting oprukkende duinriet ook toen flink present in ons land: “Allerwege over de gehele duinstreek. Ookop de Binnenduinen”.

Bos en struweel

Er was veel minder bos in die tijd en wat er stond aan bomen was zelden oud. Dat zien we terug in destijds ontbrekende ‘echte’ bossoorten van de ondergroei. Lelietje van dalen ontbrak 150 jaar geleden, maar is nu overal in bosranden aanwezig, net als daslook. Langs bosranden bloeide in het voorjaar nog geen fijne kervel, althans het was nog niet waargenomen. Wel stond er holwortel (te verwarren met de nu zeer algemene vingerhelmbloem die niet op de lijst staat). Andere bolgewassen destijds waren gewone vogelmelk en het sneeuwklokje. Stengelloze sleutelbloem wordt niet vermeld (noch enige andere Primula), wat doet vermoeden dat alle tegenwoordig voorkomende soorten (zoals de stengelloze in de bossen, en de gulden in de duinen) zijn aangevoerd en verwilderd. Vroeger en nu zeer zeldzaam: hartgespan en stinkende ballote. Ook de minder kritische bosandoorn was al present. Heggenrank was net als nu “talrijk”, wat wijst op aanwezigheid van struweel waar de soort tegen opkruipt. Waar tegenop? ER was meer geboomte dan we nu vaak denken. De berberis was destijds “zeldzaam op Voorne“ (nu zeker niet), maar dat gold niet voor de eenstijlige meidoorn, vuilboom, wegedoorn, gewone esdoorn, Spaanse aak, lijsterbes, berk, zwarte populier en zomereik. Kardinaalsmuts stond te boek als “zeldzaam”. In de ondergroei “veel” robertskruid. Toen en nu was er veel Gelderse roos, liguster en vlier. Bos kan dan schaars zijn geweest, struweel was er overal. In 1874 wordt – heel opvallend- er nog jeneverbes in het duin vermeld. Nu al lang niet meer.

Niet rijker, wel anders?

Was Voorne in de 19e eeuw nu rijker? Nostalgisch aangelegde plantenspeurders omarmen deze stelling wellicht, want groeide er toen niet nog veldgentiaan en honingorchis? Was kleine valeriaan geen meer algemene verschijning en waren harlekijnen niet min of meer gewoon? Ze hebben wellicht gelijk, maar de lijst van wat ze toen (nog) niet hadden (of niet zagen) is ook omvangrijk: beemdkroon, kleine steentijm, vleeskleurige orchis, bremrapen en nauwelijks silenesoorten, om maar een paar omissies/nog niet aanwezige soorten te noemen.Voor een goede onderbouwing van ‘rijker of niet’ missen we vooral informatie over hoe men vroeger keek en soorten noteerde; de datastroom van heden is niet te vergelijken met het lijstje van twee liefhebberende floristen toen. Wat wel zeker is: Voornes flora had destijds een aantal andere accenten.

Een eerste accent is de grote verwildering van deels aangevoerde en deels spontaan gearriveerde, Nederlandse, soorten. Dat is echt van na 1900 met sleutelbloemen, wilde akelei, daslook, fijne kervel en lelietje van dalen. Deze trend is grotendeels een weerspiegeling van de bosontwikkeling, al dan niet in combinatie met aanvoer of aanplant door de mens. Bijzondere soorten als kruisbladgentiaan duiken op en verspreiden zich, soms als escape uit een manmade hotspot, de heemtuin van Sipkes aan de Tenellaplas. Zoals eenbloemig parelgras, de maretak, wilde akelei en zwartblauwe rapunzel, ruig klokje etc.

Een tweede belangrijk accent is dat Voorne zeer nat is, maar het lijkt dat het destijds wellicht nog moerassiger was met al die kleine valeriaan, veel moerasandijvie, waterdrieblad en poelruit. In dit natte Voorne kon de moerasgamander zich 1,5 eeuw handhaven.

Een derde accent, een verschil tussen vroeger en nu, zit meer aan de dijk- en polderzijde. De algemeen genoemde bevertjes, bijzondere dijkbloemen, leuke poldergraslanden, veel planten van zomen als dolle kervel en ijzerhard, zijn nagenoeg verdwenen. Een botanisch rijk cultuurlandschap werd grotendeels villawijk en/of recreatieterrein.

Kortom: of Voorne rijker was laten we in het midden, heel anders was het wel.

Interessant was dat de stedeling en romanticus van Eeden destijds meer waardering opbracht voor het duin dan voor de polder: “Het gele warme duin en het groene, vlakke koude weiland met slooten en dijken, staan tegenover elkaar als de mensch, die in volle vrijheid leeft en werkt, tot den man met gebonden beroepsarbeid, die dagelijks in den socialen rosmolen moet loopen”.

(Uit: Van Callantsoog tot St. Pancras, 1893)

Gerelateerde artikelen:

  1. Een heel bijzondere vondst op Voorne: bosgeelster
  2. De veldgentiaan terug op Voorne? Plan van start in 2022…resultaten in 2024?
  3. 120 jaar FLORA van duin en kust van Voorne, toelichting bij excels 1900-2020
Duinen en mensen  » Door de ogen van F.W. van Eeden: 150 jaar duinflora Voorne (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Twana Towne Ret

Last Updated:

Views: 6357

Rating: 4.3 / 5 (44 voted)

Reviews: 83% of readers found this page helpful

Author information

Name: Twana Towne Ret

Birthday: 1994-03-19

Address: Apt. 990 97439 Corwin Motorway, Port Eliseoburgh, NM 99144-2618

Phone: +5958753152963

Job: National Specialist

Hobby: Kayaking, Photography, Skydiving, Embroidery, Leather crafting, Orienteering, Cooking

Introduction: My name is Twana Towne Ret, I am a famous, talented, joyous, perfect, powerful, inquisitive, lovely person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.